top of page
Zoeken

Reuzenpanda

Op verzoek van groep 5 en 6 van CBS Koningin Wilhelmina in Hollum


Onhandige troetelbeer


Je moet van steen zijn om niet te smelten als je een pandabeer ziet. Een zwart-witte bol wol met een reusachtige kop, kleine oortjes en nóg kleinere oogjes, middenin twee gitzwarte vlekken.


Hij brengt uren per dag zittend door, onderuitgezakt op zijn dichtbehaarde billen. Hij slentert sloom in de rondte op zoek naar zijn volgende hapje. En hangt slapend over een boomtak, als een handdoek aan de waslijn. Je zou kunnen zeggen dat een panda een luie beer is. Dan zit je er niet enorm naast. Om hem toch een beetje te verdedigen: andere beren kruipen in de winter maandenlang hun hol in, maar een panda doet niet aan winterslaap. Zijn lievelingseten is bamboe, en dat hapje is in de sneeuw ook verkrijgbaar.


Met zijn brede, platte tanden vermaalt hij tot wel zestig kilo stugge stengels per dag. Hij stopt er elke dag zo’n veertien uur van zijn tijd in. Die voorkeur voor bamboe is niet per se handig, want omdat het moeilijk verteerbaar is moet je er gigantisch veel van eten. Bovendien zijn er niet zo heel veel bamboebossen meer. In de Chinese natuurgebieden waar de beer banjert, staan her en der plukjes van de planten. En van het ene bos naar het andere verhuizen is niet zo simpel. Er liggen allerlei hindernissen tussen, zoals wegen en spoorlijnen en dammen en landbouwgebieden.


Als je je een weg moet worstelen van bamboebos naar bamboebos, kom je weinig soortgenoten tegen. Op zich prima, want een pandabeer vermaakt zich graag in zijn eentje. Maar wil hij blijven voortbestaan, dan zal er wel gepaard moeten worden. En dus is het fijn als een mannetje en vrouwtje elkaar in de lente een keer tegenkomen.


Baby’s maken is niet de grootste pandahobby. Dat vrouwtjes maar een paar dagen per jaar vruchtbaar zijn, helpt ook niet. Maar áls het dan zover is, ruiken haar potentiële veroveraars het van een afstand. Ze gaan de strijd met elkaar aan, en de winnaar mag zich een paar dagen op het vrouwtje storten. De kans dat daar een kleintje uit voortkomt, is behoorlijk. groot. Gelukkig, want een babypanda is schattigheid in het kwadraat. Kijk maar hier.


Waar komt die naam vandaan?

Panda komt van het Nepalese woord poonya, wat bamboe-eter betekent. Toepasselijker wordt het niet.


Waar woont hij? In bamboebossen in de bergen van China. Hoeveel zijn er nog? Een stuk of 1864. Het gaat dankzij de hulp van onze diersoort trouwens een stukje beter met deze beer. Eerst stond er ‘bedreigd’ achter zijn naam, nu ‘kwetsbaar’.


Trouwens… Heb je wel eens goed naar pandapoten gekeken? Hij heeft niet vijf vingers, maar zes. Die zesde werkt een beetje hetzelfde als onze duim. Hij zorgt ervoor dat de beer een bamboestengel met één hand kan vasthouden.




99 weergaven
bottom of page